Terugblik Experience Climate Smart Agriculture

Wat hebben zeesla en quinoa met elkaar gemeen? Dat werd duidelijk op 8 oktober tijdens de goed bezochte excursie (in het kader van het vorige Lichtkogel-thema ‘Nederland warmt op!’) naar Wageningen University & Research Centre: beide zijn climate smart!

Afbeelding kassen

Klimaatverandering heeft belangrijke gevolgen voor de landbouw, óók in Nederland. Daarom moeten we hier tijdig op inspelen. Met als uitgangspunt voedselzekerheid gaat Climate Smart Agriculture (CSA) zowel over mitigatie van de klimaatverandering als over aanpassing aan de gevolgen ervan. Bij Wageningen UR weten ze daar alles van. Jan van den Akker (Alterra, Wageningen UR) startte met een lezing over de klimaateffecten in ons land. Volgens metingen valt er per jaar nu al 100 millimeter neerslag meer dan 30 jaar geleden en de gemiddelde jaarlijkse verdamping is ook gestegen. We krijgen hete, droge zomers en meer neerslag in de vorm van extreme buien. Omdat de neerslagtoename verschilt per regio, kunnen we beter niet meer naar landelijke gemiddelden kijken, maar de problemen regionaal benaderen. Temeer omdat de effecten van de klimaatverandering op de landbouw per grondsoort verschillen.

'Volgens metingen valt er per jaar nu al 100 millimeter neerslag meer dan 30 jaar geleden en de gemiddelde jaarlijkse verdamping is ook gestegen'

Problemen verschillen per grondsoort

Op zandgronden, zoals in Noord-Brabant waar momenteel veel mais wordt verbouwd, is bodemverdichting als gevolg van zware landbouwmachines een groot probleem. Omdat de maisteelt te intensief is, neemt het organisch stofgehalte van de bodem af en daarmee ook de veerkracht, wat het probleem verergert. Hierdoor kan het water van de steeds intensere plensbuien geen weg naar beneden vinden. Gewassen komen onder water te staan en meststoffen en agrochemicaliën komen met het wegspoelende water in de sloot terecht. Van den Akker: ‘Voorkomen van bodemverdichting en het zo veel mogelijk verhogen van het organisch stofgehalte zijn het devies voor de toekomst.’ Ook kunnen we overstappen op een droogtebestendig gewas zoals sorghum. Sorghum is qua opbrengst gelijkwaardig aan mais. Het heeft een diep wortelstelsel met een sterk doordringend vermogen en verhoogt het organisch stofgehalte.

Bij veenweidegebieden komen we een andere uitdaging tegen. Vanwege de toenemende droogteperioden in ons land breekt het veen steeds sneller af. Dit leidt tot extra CO2-uitstoot en draagt dus bij aan klimaatverandering. Tegelijkertijd versnelt door deze afbraak de bodemdaling, wat in combinatie met een stijgende zeespiegel geen gunstig vooruitzicht biedt als we droge voeten willen houden. Een oplossing is de grondwaterstand in de veenweiden op tenminste het slootpeil te houden met onderwaterdrains. Van den Akker: ‘De afbraak wordt zo minimaal gehalveerd en de CO2-uitstoot ook. Door het slootpeil te verhogen tot 20 centimeter onder het maaiveld worden de maaivelddaling en CO2-uitstoot teruggebracht tot nagenoeg nul.’ Maar de vraag is: wat groeit er nog bij een extreem hoge grondwaterstand? Cranberries! Bovendien is het commercieel interessant om deze gezonde rode besjes op grote schaal te kweken. Met name in de kustgebieden zien we de hoeveelheid zoute kwel toenemen. Dit is verzilt en vaak nutriëntenrijk, omhoogkomend grondwater, dat wordt veroorzaakt door enerzijds de stijging van de zeespiegel en anderzijds de bodemdaling. Een mogelijkheid om deze gebieden bruikbaar te houden voor productie is het inzetten van veeteelt. Kaas uit de Amsterdamse Beemsterpolder is een voorbeeld van een product van zoute kwelgrond.

'Het devies voor de toekomst: voorkom bodemverdichting en verhoog het organisch stofgehalte zoveel mogelijk'

Quinoa

Robert van Loo (Plant Research International, Wageningen UR) hield vervolgens een introductie-lezing over quinoa, een droogte- en zoutbestendig gewas, oorspronkelijk afkomstig uit het Andes-gebergte in Zuid-Amerika. De zaden van deze plant lijken op graankorrels en worden ook op die manier in de keuken gebruikt. Quinoa doet het zelfs nog goed bij grondwater met een zoutgehalte tot de helft van het zoutgehalte van zeewater. Het laat daarbij gerst en vergelijkbare soorten ver achter zich wat zouttolerantie betreft. In Wageningen is door het team van Van Loo een quinoavariant gekweekt die in Europa kan groeien en geen bittere smaak heeft, zoals de quinoa uit de Andes. Van Loo: ‘Momenteel wordt onze quinoa al op zo’n 5.000 hectare in Europa verbouwd.’

Zeewier

Willem Brandenburg (Plant Research Inter national, Wageningen UR) gaf zijn visie op de teelt van superfood op zee: zeewier. In zijn pilotzeeboerderij van 60 m2 in de Oosterschelde wordt geen zoetwater gebruikt. Brandenburg: ‘Wring je zeesla uit om het droge product te krijgen, dan wordt zelfs zoet water geproduceerd!’ Door de seizoenen kunnen verschillende soorten zeewier worden geteeld. Ze zitten vol vitamines en mineralen en bevatten eiwitten met een combinatie van aminozuren vergelijkbaar met vlees. En volgens Brandenburg wordt eiwit dé schaarse voedingsbron gezien de groeiende wereldbevolking. Bij overgang naar deze eiwitbron kan de CO2-uitstoot met 90% afnemen ten opzichte van die bij de productie van vlees. Nutriënten die in zee zijn ‘kwijtgeraakt’, bijvoorbeeld fosfaten, kan het zeewier weer benutten. Ook zal de verzuring van de zee verminderen. Er wordt hard gewerkt aan het ontwerp van grootschalige zeeboerderijen.

Smaakmakers

Na de lezingen volgden rondleidingen door de kassen met quinoaplanten en zeesla. We sloten de middag af met climate smart borrelhapjes: quinoa-chips, cranberries en Beemster kaas. Ook de Dutch Weedburger, met zeewier van de boerderij van Brandenburg, viel goed in de smaak!

Door Annemiek Bosch


Lees meer over dit thema in de Lichtkogel

Nederland warmt op!