Geld voor groen
De financiële sector is ervan doordrongen dat er maatregelen nodig zijn voor een duurzame transitie. Maar voor een sector die stabiliteit ziet als hoogste goed, is dat nog geen eenvoudige opgave. Ook omdat deze maatregelen ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de bouw- en infrasector. Een korte verkenning.
“Nederland wordt warmer, lange periodes van droogte nemen toe, extreme neerslag komt vaker voor en de zeespiegel stijgt. Zonder doortastend ingrijpen kan dit grote ecologische, maatschappelijke en economische gevolgen met zich meebrengen.” In het rapport ‘Klimaatadaptatie in een stroomversnelling’, dat eind 2023 verscheen, windt het Platform voor Duurzame Financiering er geen doekjes om: ingrijpen is nodig.
Het platform werd in 2016 opgericht door De Nederlandsche Bank (DNB). Partijen uit de hele financiële sector zijn erin verenigd, net als ministeries, toezichthouders en wetenschappers. Cindy van Oorschot, directielid bij DNB en voorzitter van het platform: “De duurzaamheidstransitie raakt niet alleen de financiële sector, maar ook de kerntaken van DNB, onder meer op het gebied van financiële stabiliteit en duurzame welvaart. Het levert risico’s en kansen op, waar we proactief mee om moeten gaan.” Volgens Van Oorschot kan de financiële sector een spilfunctie vervullen in deze transitie. “Bijvoorbeeld door belemmeringen voor duurzame financiering weg te nemen, samen te werken aan concrete initiatieven en kennisopbouw een flinke duw in de rug te geven.”
Klimaateconomie
Ook bij ABN AMRO is klimaat een groot thema. Bij haar aantreden in 2019 riep hoofdeconoom Sandra Phlippen een team op het gebied van klimaateconomie in het leven. Dit team onderzoekt niet alleen de economische impact van de klimaattransitie, maar ook de impact op de economie als we die transitie niet voor elkaar krijgen. “Het hoort bij de kern van ons werk om te weten wat de invloed van klimaatverandering is”, stelt Phlippen. “Want we willen dat onze klanten, zowel huishoudens als bedrijven, op de been blijven.”
Maar Phlippen schetst ook het grote dilemma waar banken momenteel voor staan. “Door de financiële crisis willen we niet meer dat banken veel risico’s nemen. Toezichthouders eisen dat banken stabiel blijven en genoeg kapitaalbuffers aanhouden. Maar ze willen ook dat we, naar aanleiding van risico-inschattingen over het klimaat, onze strategie aanpassen.” Dit betekent dus ook dat banken zich aan het Klimaatakkoord van Parijs moeten committeren, om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken. Maar eenvoudig is dat niet. “Als we zeggen: we kiezen koste wat kost voor het pad van 1,5 graad, dan betekent dat nogal wat. Dan kun je al je klanten die te veel CO2 uitstoten afschrijven, terwijl je concurrenten dat wellicht niet doen. Maar het betekent ook dat je klanten zonder CO2-uitstoot omarmt, terwijl die misschien heel riskante verdienmodellen hebben. Je neemt dus afscheid van betrouwbare klanten, die altijd netjes hun kredieten terugbetaalden, en je gaat riskante klanten onboarden. Dan kun je zeggen: dat is in lijn met het Parijsakkoord. Maar je kunt ook stellen dat dit heel onverantwoordelijk is.”
Circulaire bedrijfsmodellen
Wat een bank wel kan doen, is klanten proberen te overtuigen om hun productieproces te verduurzamen. Phlippen: “We wijzen klanten op nieuwe regelgeving en we bieden bedrijven die willen investeren in bewezen duurzame technologie transitieleningen aan.” Initiatieven en instrumenten kunnen wellicht ook helpen. Neem de door het Platform voor Duurzame Financiering ontwikkelde circular risk scorecard. Van Oorschot: “Kredietaanvragen van bedrijven met een circulair bedrijfsmodel zijn soms lastig voor banken, omdat de risico’s van niet-circulaire bedrijfsmodellen nog te weinig inzichtelijk zijn. Met deze tool verzamelt de werkgroep data over circulaire en niet-circulaire ondernemingen, om zo meer inzicht te krijgen in de risico’s die deze ondernemers lopen. Dit kan banken helpen bij het beoordelen van financieringsaanvragen van deze bedrijven.”
Phlippen verwacht echter dat vooral Europese regelgeving het verschil gaat maken. “Ondanks politieke tegenwind is het Europese duurzaamheidsbeleid heel krachtig en nog steeds stabiel, zowel het emissiebeleid, het Europese bankentoezicht als de rapportageverplichting voor bedrijven over duurzaamheid.” Niet alleen banken, ook andere kapitaalverstrekkers krijgen steeds meer met deze duurzaamheidseisen te maken, denkt Phlippen. “Als de regels maar streng genoeg zijn, wordt een bedrijf met minder uitstoot winstgevender dan een bedrijf met meer uitstoot. Dan maakt het niet eens uit of een aandeelhouder vooral bezig is met de vraag: draagt mijn bedrijf bij aan een betere wereld of dempt klimaatverandering mijn winst? Het gaat er uiteindelijk om hoe het kapitaal stroomt.”
Noot van de redactie: de regelgeving voor de rapportageverplichting is nog aan verandering onderhevig. Zie ook het artikel over de EU Taxonomie.
“Kijk naar de lange termijn”
Ingenieurs- en adviesbureau Antea Group werkt veel voor regionale en lokale overheden, zoals provincies, waterschappen en gemeenten. Senior adviseur Antal Hartman vindt dat gemeenten met duurzame ambities aannemers meer ruimte moeten bieden om bij aanbestedingen zelf met milieubesparende oplossingen te komen. Zo slaagde Antea Group er onlangs bij een project in de Brabantse gemeente Oosterhout in om de herinrichting van een weg uit te laten voeren met 70 procent lagere milieukosten, onder andere door de inzet van hergebruikt straatmateriaal. “Door de functionele eisen werden aannemers gestimuleerd om tot het uiterste te gaan bij het zoeken naar milieuvriendelijke oplossingen.” Dit project is volgens Hartman geen uitzondering. “Bij vrijwel alle projecten zijn 50 tot 80 procent lagere milieukosten mogelijk.”
Wat Hartman betreft zouden overheden de lange termijn zwaarder moeten laten meewegen. “Nu zijn er bijvoorbeeld separate budgetten voor aanleg en onderhoud. Dat prikkelt projectleiders niet om met een oplossing te komen die een lagere total cost of ownership heeft. Een goed voorbeeld is geopolymeerbeton voor fietspaden en brugdekken. Dat is duurder qua productie, maar heeft 80 procent minder CO2-uitstoot, lagere onderhoudskosten en een langere levensduur.”
“Duurzame prestaties belonen”
Bouwbedrijf Heijmans wil ambitieuzer zijn dan het Klimaatakkoord van Parijs. Dit betekent onder andere: klimaatneutrale woningen bouwen, materieel elektrificeren en grondstoffen zoals staal, beton en asfalt met een lagere CO2-voetafdruk inkopen. Dat gaat natuurlijk ook met kosten gepaard. “Het zou helpen als duurzaamheid vaker bij aanbestedingen wordt meegenomen”, meent Robert Koolen, directeur duurzame ontwikkeling. Daarnaast zal Europese wetgeving bedrijven stimuleren om hun beste beentje voor te zetten. Ook banken belonen duurzaamheidsprestaties steeds vaker, ziet Koolen, door bijvoorbeeld lagere rentes te vragen bij het behalen van duurzame doelen.
Dit neemt niet weg dat er in de praktijk nog genoeg uitdagingen zijn. Zo ontwikkelde Heijmans tijdelijke, verplaatsbare woningen, de Heijmans ONE en TWO. Deze woningen kunnen in ‘pauzelandschappen’ die voorlopig nog geen bestemming hebben, worden geplaatst. Daarmee verlichten ze de woningnood. “Omdat de woning verplaatsbaar is, valt die niet onder onroerend goed”, vertelt Koolen. “Daardoor kan een particuliere koper er geen hypotheek voor krijgen. En omdat de woning lang meegaat, is die ook niet interessant als leaseproduct. Daardoor valt het project financieel gezien tussen wal en schip en is het momenteel alleen nog maar aantrekkelijk voor woningcorporaties.”
“Kritieke massa nodig”
Het Nationaal Groenfonds financiert ondernemers met plannen voor een project op het gebied van duurzame energie, duurzame landbouw, waterinnovaties of circulaire economie. Zo heeft het Nationaal Groenfonds in 2024 met zijn Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) de honderdste boer geholpen om over te schakelen naar een duurzaam bedrijf.
Hoofd Financieringen Dick Boddeüs ziet veel koudwatervrees bij banken. “Banken zijn risicomijdend, omdat ze ons spaargeld beheren. Als consument vinden we dat fijn. Bij hun afweging om te investeren, baseren banken zich vooral op historische data, bijvoorbeeld de prijzen van melk of energie. Die zijn vooral gekoppeld aan fossiele bronnen, maar dat past niet bij een circulaire economie. Voor banken is er echter nog niet genoeg andersoortig bewijs opgebouwd om dit model los te laten.” Door te investeren in bedrijven die voor banken nog te risicovol zijn, trekt het fonds banken over de streep. “Als mede-investeerder of vervolginvesteerder willen ze namelijk wel meedoen.”
Elke euro die het fonds kan besteden, levert gemiddeld 4 à 5 euro extra op. Het streven van Boddeüs is om in 2030 duizend boeren gefinancierd te hebben. “Je hebt kritieke massa nodig. Met die omvang bouw je genoeg bewijs op, zodat een bank er ook vertrouwen in krijgt.”
Door Amanda Verdonk
Cindy van Oorschot
Cindy van Oorschot is directeur Intern Bedrijf en Resolutie bij De Nederlandsche Bank, waar ze onder andere verantwoordelijk is voor duurzaamheid. Ze is voorzitter van het door DNB opgerichte Platform voor Duurzame Financiering. Ze studeerde algemene economie aan Tilburg University.
Sandra Phlippen
Sandra Phlippen is hoofdeconoom bij ABN AMRO en daarnaast praktijkhoogleraar Duurzaam Bankieren bij de Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en werkte daarna als journalist. Zo was ze hoofdredacteur van het vakblad Economisch Statistische Berichten en chef economie bij het Algemeen Dagblad.
"De financiële sector kan een spilfunctie vervullen in de transitie naar duurzaamheid"
Klimaatadaptatie in een stroomversnelling
De Werkgroep Klimaatadaptatie onderzoekt hoe fysieke klimaatrisico’s en klimaatadaptatie invloed hebben op de economie en de financiële sector.
“Ondanks politieke tegenwind is het Europese duurzaamheidsbeleid heel krachtig en nog steeds stabiel”
“Niet alleen banken, ook andere kapitaal-verstrekkers zullen steeds meer met deze duurzaamheidseisen te maken krijgen”