De weeffouten van ons geldstelsel
De vermogensberg groeit, maar dat kapitaal wordt niet besteed aan een duurzame en solidaire economie. Nee, geld moet geld maken, waardoor de financiële sector steeds meer parasiteert op die economie. De macht van het kapitaal en vermogensbeheerders groeit en de ongelijkheid neemt toe. Wat is er mis met ons geldstelsel? En hoe maken we de financiële sector weer dienstbaar aan de economie?
Geld is de motor van ons dagelijkse leven. We betalen er de boodschappen van, de film, de verzekering. Geld laat de economie draaien, en heeft daarmee een sturende werking. En omdat we het geldstelsel zelf hebben bedacht en ingericht, kunnen we het zelf ook bijsturen. Sinds de kredietcrisis van 2008 pleiten economen en maatschappelijke organisaties voor een alternatief geldstelsel.
Lang had geld een intrinsieke waarde, omdat het was gemaakt van schaarse metalen als goud of zilver. Tegenwoordig worden euromunten van allerlei metaalsoorten gemaakt en zijn bankbiljetten van katoen. De waarde wordt nu bepaald door de wet en het vertrouwen dat we erin hebben. Omdat geld een wettelijk betaalmiddel is, zijn regulering en toezicht dus van groot belang.

Immense schuldenberg
Geld wordt in omloop gebracht via geldschepping, vooral door commerciële banken. Dat doen ze door leningen te verstrekken, zoals een hypotheek of een bedrijfslening. Deze leningen worden geboekt als schuld op de bankbalans. De drukpers komt er nauwelijks meer aan te pas. Nog maar 7 procent van ons geld is contant. De rest is elektronisch, oftewel giraal geld.
Met de groei van geld, groeit dus ook de schuld. Waar dat enerzijds de economie stimuleert, investeren mogelijk maakt en betalen vergemakkelijkt, zijn er ook grote risico’s. Want wat als een lening niet kan worden terugbetaald? Of als mensen hun geld massaal willen opnemen? Inmiddels draait ons financiële stelsel op een immense schuldenberg. Dit vergroot de kans op instabiliteit en ongelijkheid.
Verscherpt toezicht
Sinds de kredietcrisis is het financieel toezicht in Europa flink aangescherpt. Banken moeten aan allerlei kapitaal- en liquiditeitseisen voldoen en jaarlijkse ‘stresstests’ ondergaan. Er is een complex en gelaagd systeem opgetuigd dat een waaier aan autoriteiten en instellingen samenbrengt. Daaronder vallen onder meer de nationale centrale banken, zoals De Nederlandsche Bank (DNB; de hoogste monetaire autoriteit van Nederland) en de Europese Centrale Bank (ECB).
Toch kan een crisis zo weer uitbreken, zeggen kenners van bijvoorbeeld het Sustainable Finance Lab. Banken nemen nog altijd veel risico’s. Ze lenen veel en makkelijk ten tijde van voorspoed, wat kan leiden tot gevaarlijke huizen- of kredietbubbels. In magere tijden houden ze de hand op de knip. Hun kapitaalbuffers kunnen schokken niet opvangen. Bovendien rekenen ze nog altijd op miljarden aan overheidssteun (waarmee ze tijdens de kredietcrisis werden gered). Simpelweg omdat ze too big to fail zijn en veel te machtig wat geldschepping betreft. Door privatisering en fusies van het bankwezen zijn we namelijk afhankelijk geworden van een handjevol commerciële grootbanken.
De centrale banken en de ECB proberen wel te sturen met monetair beleid. Ze bewaken de prijsstabiliteit, onder meer door de rente te beïnvloeden. Zo kan de ECB de economie stimuleren door obligaties van bijvoorbeeld banken of pensioenfondsen op te kopen. Dit beleid – kwantitatieve verruiming genoemd – leidt vooral tot nog meer handel in aandelen, vastgoed en financiële producten. En niet tot meer investeringen in de reële economie. In plaats van het aantal fabrieken en banen groeit vooral de vermogensberg, en daarmee de ongelijkheid in (inkomen uit) bezit.

Financialisering van de economie
Bij deze vermogensberg gaat het niet zozeer om ons spaargeld. Het gaat om aandelen, obligaties, vastgoed en ander kapitaal, dat vooral meer geld moet maken. Het kapitaal op de wereld dat rendement moet opleveren is sinds 2002 verdrievoudigd. En dat concentreert zich bij een steeds kleinere groep extreem vermogenden. De rijkste 1 procent is eigenaar van 43 procent van alle financiële bezittingen in de wereld.
Rondom dat kapitaal is een financiële sector ontstaan die niet enkel meer dienstverlenend is aan de economie (door middel van sparen, lenen en verzekeren), maar steeds meer is gericht op vermogensgroei die parasiteert op de economie. In deze zogeheten ‘financialisering van de economie’ wordt winst minder gemaakt uit handel of productie, maar steeds meer uit waardestijging van vermogen. Een groeiend deel van de lonen en winsten gaat naar het betalen van rente, dividend, premies of huur. Dit kan leiden tot nog grotere ongelijkheid in bezit en inkomen. Zo investeren Nederlandse pensioenfondsen, die met een gezamenlijk balanstotaal van ruim 1.900 miljard euro behoren tot de grootste pensioenpotten ter wereld, maar 10 procent in de reële economie. Het grootste deel wordt belegd, met kans op koerswinsten, maar ook risico’s op grote verliezen. Ook wordt dit geld niet altijd belegd met oog voor sociale en ecologische gevolgen. Miljarden gaan naar vermogensbeheer en uitvoeringskosten. De pensioenpremies blijven daarentegen hoog.
Dubieuze dubbelrol
In die financiële industrie hebben partijen als vermogensbeheerders en participatiemaatschappijen (private equity) immens veel macht opgebouwd. Zij beheren en beleggen het geld van bijvoorbeeld vermogende particulieren, bedrijven en pensioenfondsen. Participatiemaatschappijen nemen kleine, niet-beursgenoteerde bedrijven over en lenen daarvoor ook bij de bank. Hun verdienmodel is het snel en met winst doorverkopen van hun bezittingen. Investeren in eerlijke lonen of in een kleinere voetafdruk is voor hen dus geldverspilling.
Zo beheert het Amerikaanse BlackRock, ‘s werelds grootste beleggingsmaatschappij, voor Nederlandse klanten (waaronder pensioenfondsen) alleen al 281 miljard euro aan vermogen. Wereldwijd beheert BlackRock maar liefst 10 biljoen dollar (13 nullen!), en is het aandeelhouder in de grootste westerse multinationals, waaronder Shell en ING. Als financieel adviseur van overheden en financiële instellingen vervult BlackRock een dubieuze dubbelrol, omdat het adviseert over een sector waarin het zelf een groot belang heeft.
Een fenomeen dat ook veel zorgen baart, is dat vermogensbeheerders en participatiemaatschappijen steeds vaker eigenaar zijn van sleutelsectoren als de woningbouw, energievoorziening, zorg, onderwijs en energie. Wat zijn de gevolgen daarvan voor de kwaliteit en betaalbaarheid van deze diensten?

Geduldig kapitaal
Kapitaalstromen zijn grillig en vluchtig, omdat beleggers hun kapitaal in geval van oorlog of een groot faillissement in een vingerknip elders hebben gestald. Dit maakt het financiële systeem instabiel. Een duurzame en solidaire economie heeft juist langetermijninvesteringen nodig, oftewel ‘geduldig kapitaal’. Hoewel financiële instellingen beseffen dat hun rol verder gaat dan het realiseren van aandeelhouderswaarde en financieel rendement, laten talloze onderzoeken, zoals de Eerlijke Geldwijzer, zien dat er nog altijd veel geld gaat naar de fossiele industrie en mensenrechtenschenders.
Tegelijkertijd ontbreekt het aan goedkoop kapitaal voor innovatieve en circulaire ondernemingen. Rijke mensen en grote bedrijven kunnen makkelijker en goedkoper lenen dan degenen met een kleinere portemonnee. De kraan gaat eerder open voor wat wordt gezien als financieel rendabel en het minst riskant. Durfkapitaal is bovendien minder toegankelijk voor ondernemers uit minderheidsgroepen of voor vrouwen. Kleinere banken die zich richten op het midden- en kleinbedrijf worden belemmerd door zware regelgeving en strenge rapportage-eisen. Schattingen van het zogeheten ‘financieringsgat’ voor circulaire bedrijven in Nederland lopen op tot 1,7 miljard euro.
Geld en macht komt zo terecht bij een steeds kleinere groep extreem rijken en hun financiers. Ruim een derde (34 procent) van de vijftig grootste beursgenoteerde bedrijven is in handen van of wordt aangestuurd door miljardairs. Hun macht groeit door monopolies en marktconcentratie, waardoor zij steeds meer bepalen wat we verdienen, consumeren en betalen.
Een democratischer geldstelsel
Het geldstelsel moet veranderen. Het heeft een rol in de transitie naar een duurzame en solidaire economie. De vraag is alleen: hoe? Dit artikel eindigt met enkele ideeën.
Het denken in onze maatschappij moet anders; weg van de focus op snelle winst en weer gericht op het publieke belang. Sociale en ecologische waarden moeten worden meegenomen in de investeringsbeslissingen van alle financiële instellingen, vermogensbeheerders en participatiemaatschappijen. Beleid en fiscale maatregelen moeten gericht zijn op het makkelijker beschikbaar maken van geld voor duurzame activiteiten en op het laten betalen van de vervuiler. Daarnaast is het van groot belang dat de financiële sector diverser wordt, om de ‘systeemrelevantie’ van individuele instellingen te beperken. Minder regeldruk helpt ook kleinere banken om toe te treden.
Tot slot is een systeemverandering nodig: een democratischer geldstelsel met minder macht voor de banken. Hoe ver dat gaat, daarover verschillen de meningen. Zo moet geldschepping volgens sommige economen weer een volledig publieke taak worden, door nutsbanken of de ECB. Anderen pleiten voor een digitale euro, inflatieloos en rentevrij, die giraal geld vervangt. Onderzoek moet uitwijzen wat werkt. Mogelijkheden genoeg, het begint met politieke wil.
Door Manon Stravens
Het waterwerk van ons geld
Carlijn Kingma brengt, in samenwerking met onderzoekers van onder meer Follow The Money, het geldstelsel in kaart aan de hand van de metafoor ‘geld als water’. Vergelijk je geld met water, dan is ons geldstelsel het irrigatiesysteem dat de economie bevloeit. Hoe beter de doorstroming, hoe welvarender de samenleving - want zoals water gewassen doet opbloeien, zo brengt geld de economie in beweging. Althans, dat is het idee.
Carlijn Kingma (2022) Het waterwerk van ons geld
Manon Stravens
Manon Stravens is journalist, onderzoeker en auteur. Ze schrijft onder meer over mensenrechten en duurzaamheid. Voor onderzoeksbureau duurzaamheid Profundo onderzoekt ze wereldwijde toeleveringsketens, in bijvoorbeeld de landbouw en de mijnbouw, en de impact daarvan op mens en milieu.
“Banken nemen nog altijd veel risico’s. Een crisis kan zo weer uitbreken, zeggen kenners”
Carlijn Kingma
Carlijn Kingma is cartograaf van de maatschappij. Ze tekent grote, gedetailleerde kaarten van complexe maatschappelijke systemen, waaronder 'Het waterwerk van ons geld'.
“Een groeiend deel van de lonen en winsten gaat naar het betalen van rente, dividend, premies of huur”
Waterwerk
Bekijk op de website van Follow the Money de kaart en video’s over 1. Het waterwerk van ons geld 2. De strijd om het economisch denken 3. Private winsten, publieke kosten.
“Vermogensbeheerders en participatie-maatschappijen hebben immens veel macht opgebouwd”