"In Nederland móét je wel samenwerken"
Wie de natuur wil beschermen, komt al snel terecht in een spel van tegenstrijdige belangen. Planoloog Rik Eweg van Hogeschool Van Hall Larenstein en programmaleider Nationale Parken Jori Wolf van Staatsbosbeheer vertellen wat ze tegenkomen. Zij twijfelen of een vorm van ‘rechten voor de natuur’ wel een goede uitwerking heeft. In de praktijk zul je door samenwerking oplossingen moeten zien te vinden.
Twee denkrichtingen
Nederland is een krap land. Dus wie de natuur wil beschermen, trapt al gauw op de tenen van iemand die op die plek iets anders wil.
Planoloog Rik Eweg is lector aan de Hogeschool Van Hall Larenstein. Als we ons een weg willen banen door het woud van tegenstrijdige belangen rond natuurbescherming, dan komen we volgens hem om te beginnen bij een belangrijke T-splitsing. In Nederland bestaan namelijk twee denkrichtingen, stelt hij. De ene denkrichting zegt dat het mogelijk is om natuur en bijvoorbeeld landbouw gescheiden van elkaar te optimaliseren. In die visie kunnen technische innovaties ervoor zorgen dat de intensieve landbouw geen schade meer toebrengt aan omliggende natuurgebieden. Zo’n harde scheiding is in de praktijk echter moeilijk te maken. Dat blijkt wel uit de last die natuurgebieden hebben van de stikstof die vrijkomt uit de (kunst)mest van landbouwbedrijven die in de omtrek liggen.
De tweede denkrichting bepleit daarom een systeemverandering. “Als je het daar over hebt”, zegt Rik Eweg, “gaat het om grote consequenties voor de organisatie van ons economische systeem: over de relaties tussen de voedselproducent, de verwerkende industrie, de retailers, en uiteindelijk de consument.”
Als lector doet hij onderzoek naar een voorbeeld van zo’n systeemverandering: kringlooplandbouw. “Ik werk met tientallen boeren die bezig zijn met natuurinclusieve landbouw en kringlooplandbouw. Zij streven naar landbouw als een geïntegreerd ecosysteem, maar lopen aan tegen de manier waarop de keten nu is georganiseerd en tegen de lage prijs die ze voor hun producten krijgen. Erg belangrijk is de nota over kringlooplandbouw van minister Schouten van Landbouw uit 2018. Lees je die goed, dan zie je dat die leidt tot een systeemverandering waarin gekozen wordt voor natuurinclusieve landbouw en een fatsoenlijke prijs voor het geproduceerde voedsel.”
Natuurinclusieve landbouw
“Ik werk nu intensief samen met twee jonge boeren in de Achterhoek, die een veebedrijf met 150 koeien van hun ooms hebben overgenomen. Dat bedrijf willen zij in vier jaar tijd omvormen tot een natuurinclusieve boerderij met 75 koeien. Dat betekent dat zij de afzet van hun producten anders gaan organiseren. Ze kunnen niet blijven leveren aan de grootschalige zuivelverwerkers. Op dit moment nemen de retailers - en daarvan vooral de supermarkten - het grootste deel van de marge in: tot zo’n 35 procent op kaas. Een ander deel komt terecht bij de melkfabrieken en de logistiek. Voor de boeren blijft een beperkte prijs over van ongeveer 35 cent per liter. Als zij via korte ketens rechtstreeks afzetten aan de consument, gaat de marge direct naar hen. Hebben we het over belangen, dan ben ik steeds meer overtuigd dat het belang van de boeren (voldoende inkomen voor hun gezin, een prettig werkklimaat waarin hun werk wordt gewaardeerd) niet per se de belangen zijn van de landbouwsector als economische sector.”
Eweg is geen fan van het juridificeren van maatschappelijke discussies. Daarom wordt hij niet enthousiast als het gaat om het geven van rechten aan de natuur. “Wetgeving is altijd een weerslag van de normen en waarden van een samenleving. Als je iets juridisch vastlegt, moet je oppassen dat je dat maatschappelijke debat niet doodslaat. Stel dat je alles nu gedetailleerd in wetgeving gaat regelen. Dan loop je de kans dat het maatschappelijk debat over landbouw en natuur nog verder polariseert en ontstaat het risico dat het draagvlak voor die wetgeving wegvalt.”
Gebiedschap
Hij pleit daarom voor landelijke kaderwetgeving, bijvoorbeeld als het gaat om de uitstoot van stikstof, en tegelijkertijd ruimte voor de regio om in onderling overleg tot oplossingen te komen. “Het aardige is dat je dan recht doet aan het vakmanschap en de creativiteit van de boeren en natuurdeskundigen zelf, die bovendien de context van een gebied kennen. In de Achterhoek is in een pilot het ‘Markemodel’ ontwikkeld. Vroeger had je in die streek ‘markegronden’ die door een gemeenschap werden beheerd. Zo krijg je een ‘gebiedschap’ waarin boeren en natuurorganisaties, maar ook gemeenten en anderen, samen kijken waar hun gebied aan moet voldoen en hoe ze dat willen bereiken. Deze aanpak past bij het denken vanuit ecosystemen. Je ziet dat ammoniakdeposities grote consequenties hebben voor de ecosystemen in zandgebieden op de Veluwe en in de Achterhoek, maar dat in klei- en veengebieden de interactie met de bodem anders is. Elke ‘ecoregio’ vereist dus eigen maatregelen. Leg dat niet in één generieke maatregel vast. Ik heb het gevoel dat mensen in de regio er sneller uitkomen dan landelijk.”
Nationale identiteit
Dit type regionale samenwerking ter bescherming van de natuur kent Jori Wolf ook goed. Zij is programmaleider Nationale Parken van Staatsbosbeheer. Het idee van nationale parken ontstond in de negentiende eeuw in de Verenigde Staten, onder invloed van pionier John Muir. Het doel was deze wilde natuurgebieden te beschermen tegen de oprukkende modernisering, maar ook om het landschap te verbinden aan een besef van nationale identiteit. Waar België maar één nationaal park telt, kent Nederland er eenentwintig: van de Biesbosch tot de Sallandse Heuvelrug, van de Groote Peel tot De Alde Feanen. Anders dan de regelgeving voor Natura 2000-gebieden, zijn de criteria voor Nationale Parken nu tamelijk ‘losjes’. “Het gaat hier om een soort keurmerk voor ‘topnatuur’”, vertelt Wolf. Provincies kunnen de status aanvragen bij het ministerie van LNV als ze een natuurgebied hebben van minstens 1000 hectare.
Natuur inbedden
Ook Wolf vraagt zich af of het de natuurbescherming helpt om die met rechten voor de natuur verder juridisch te verankeren. Het opvallende van de nationale parken is namelijk dat ze hun bestaansrecht ontlenen aan hun maatschappelijk draagvlak. Dit geldt des te meer sinds in 2016. Toen is een nieuwe Nationale Parken Deal getekend, die als doel heeft de 21 natuurgebieden steviger in te bedden in hun menselijke omgeving. In de nieuwe deal zit de overtuiging dat de natuur niet effectief beschermd kan worden door een natuurgebied simpelweg af te grendelen van de buitenwereld. De bedoeling is om de samenwerking op te zoeken met omwonenden, gebruikers, boerenbedrijven, ondernemers en gemeenten die zich in en rond de natuurkernen van de nationale parken bevinden.
Inspiratie wordt ontleend aan het ‘landschapszoneringsconcept’ van de Man and the Biosphere-reservaten van UNESCO. Die nieuwe aanpak is voor de nationale parken nog pril, zegt Wolf.
Gedeelde opgave
Het is wat die samenwerking betreft nog wel aftasten. "In één van de parken in Overijssel schuurde het aanvankelijk wel bij de gedachte aan een mogelijke opschaling van het nationaal park. Toch kwam rond het Nationaal Park op de Sallandse Heuvelrug al snel een gedeelde opgave op tafel. De natuurbeheerders liepen tegen een watervraagstuk aan: om verdroging tegen te gaan, willen zij op die heuvelrug zoveel mogelijk water vasthouden. Maar het waterbedrijf Vitens zit daar ook en heeft eveneens voldoende water van hoge kwaliteit nodig. Daarnaast bevindt zich landbouw op de flanken van de rug, die ook een waterbehoefte hebben. De boeren moeten soms in april al sproeien. Alleen als al die partijen samenwerken en hun kennis delen, kunnen ze dit watervraagstuk gezamenlijk het hoofd bieden. Iedereen heeft weliswaar ook zijn eigen belang, maar in je eentje red je het niet. Kortom, met zoveel druk op het ruimtegebruik kun je in Nederland niet anders dan samenwerken.”
Door Jurgen Tiekstra
Delen
Overzicht van artikelen
Rik Eweg is lector Gebiedsgerichte Transities naar Kringlooplandbouw aan de Hogeschool Van Hall Larenstein. Eerder was hij acht jaar wethouder namens GroenLinks in de gemeente Wageningen. Ook was hij betrokken bij het innovatieprogramma TransForum Agro & Groen dat zich bezighield met experimenten op het vlak van duurzame landbouw.
Jori Wolf is programmaleider Nationale Parken bij Staatsbosbeheer. Van 17 van de 21 Nationale Parken is haar organisatie de (mede)beheerder. Staatsbosbeheer huisvest ook het Nationale Parken Bureau en is ondertekenaar van de Nationale Parken Deal van 2016. Wolf werkt inmiddels al 23 jaar bij Staatsbosbeheer, waar ze in 1998 begon als boswachter en onder meer een master Landschapshistorie afrondde.