Wandelen langs Amsterdams erfgoed
Bij het woord erfgoed denken de meeste mensen in eerste instantie aan een kerk, of misschien aan een park of archeologische vindplaats. Maar ook een sluis in de Amsterdamse binnenstad of een speeltuin in de Bijlmer kan erfgoed zijn, stellen watersysteembeheerder Maarten Ouboter en architect-stedenbouwkundige Wouter Pocornie.
Als niet in de waterwereld ingewijde voetganger zou je er zo aan voorbijlopen: de stenen tegel van grofweg een meter bij een meter in het trottoir bij de Rapenburgersluis in Amsterdam. Maar Maarten Ouboter, watersysteembeheerder bij Waternet, wijst er aan het begin van het gesprek gelijk op: “Hieronder zit een kelder voor drinkwatervoorziening.” En die kelder beschouwt hij als erfgoed, net als de Rapenburgersluis zelf. Ouboter houdt zich niet bezig met cultureel, maar met functioneel erfgoed. Dat wil zeggen: objecten die daadwerkelijk een rol vervulden, zoals de waterkelder onder ons, of dat nog steeds doen, zoals de sluis naast ons.
Inmiddels lijkt de rol van de Rapenburgersluis een stuk kleiner te zijn dan vroeger. “Eeuwenlang beschermde deze tweemeterkering Amsterdam en het Amstelland tegen het boze buitenwater van de Zuiderzee”, zegt Ouboter. “Nu zou je zeggen dat het een stuk rustiger is.” Maar nog steeds staat een heel netwerk 24/7 paraat om de kering, mocht dat nodig zijn, in te zetten. Bovendien kunnen we door de klimaatverandering en stijgende zeespiegel meer droge zomers verwachten. En dan zouden dit soort oudgedienden weer een stuk belangrijker kunnen worden.
Lessen van het verleden
“Met het oog daarop is het heel nuttig om nu de lessen van het verleden te leren”, zegt Ouboter. “Want we leven in hetzelfde landschap als toen, met dezelfde moeilijkheden. Veel uitgangspunten die de mensen destijds hanteerden, zijn nu en in de toekomst nog steeds geldig. We zien berekeningen in het archief over afvoercapaciteiten die we nu precies hetzelfde zouden doen.”
Dat wil niet zeggen dat het verleden heilig is, voegt Ouboter daaraan toe. “Je kunt ook constateren dat iets ooit echt noodzakelijk was en nu niet meer.” Neem het doorspoelen van de grachten. Dat gebeurde eerder tot 150 keer per jaar, maar in 2011 is besloten hiermee te stoppen. “Daardoor komt er minder slibrijk water uit het IJmeer de stad binnen, waardoor we minder hoeven te baggeren. Voor de ecologie in de grachten is het ook beter, want daar staat nu altijd polderwater in, in plaats van afwisselend polder- en IJsselmeerwater.”
Investeringen in oplossingen
En hoe zit het dan met het culturele erfgoed? Eerder dit jaar waarschuwde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat dit wordt bedreigd door het snel veranderende klimaat. Vaker voorkomende droogtes in de zomer zorgen er onder meer voor dat funderingspalen boven het water uitkomen en daardoor gaan rotten. “De meest plausibele oplossing is om die funderingen te vervangen”, zegt Ouboter. “Particulieren doen daar nu al grote investeringen in. Dit zal ook bij de Amsterdamse monumenten moeten gebeuren, zoals bij de reconstructie van de Waag al is gedaan.”
Daarnaast zorgen droge periodes ook voor watertekorten, waar met name cultureel erfgoed als Artis en de Hortus Botanicus onder te lijden hebben. Een oplossing kan dan weer het functionele erfgoed zijn – bijvoorbeeld die waterkelder onder onze voeten. “Daar zou je hemelwater in vast kunnen houden, waarmee de hortus bijvoorbeeld de zomer kan overbruggen. Zo blaas je de functionaliteit van het ene erfgoed nieuw leven in om het andere erfgoed te redden.”
Wie op de website van de gemeente Amsterdam een kaartje oproept met ‘culturele waarden’, ziet vooral veel gekleurde vlakken in het centrum en rondom de stad. De Bijlmer is grotendeels leeg – op één rood vlakje na: het in 2019 tot beschermd stadsgezicht uitgeroepen Bijlmer Museum. Eerder, in 2017, werd het Zandkasteel, het voormalige ING-hoofdkantoor aan het Bijlmerplein, een gemeentelijk monument. En dan is er nog ‘Het Groeiend Monument’ uit 1996, dat herinnert aan de vliegramp van vier jaar daarvoor. Maar wat kun je in deze relatief jonge wijk – de eerste woningen werden eind jaren zestig opgeleverd – verder nog als cultureel erfgoed zien? Met die vraag houdt architect en stedenbouwkundige Wouter Pocornie zich bezig.
Bij de Bijlmer zal menigeen denken aan flatgebouwen, betonnen kolossen die eerder functioneel dan mooi zijn. Lange tijd werden ze dan ook met het grootste gemak gesloopt, zegt Pocornie. “Maar op een gegeven moment werden de karakteristieke honingraatflats schaarser. Inmiddels kun je bij bijna elke flat die er nog is zeggen: ‘Die moeten we eigenlijk behouden’. Tot aan de garages die door velen werden verafschuwd aan toe. Wat lange tijd werd gezien als futuristisch of nieuw, zien we nu als onderdeel van onze geschiedenis.”
Rondleidingen door de Bijlmer
Maar erfgoed gaat verder dan stadsgezichten en gebouwen. Als voorbeeld noemt Pocornie ‘De lange glijbaan’, een kunstwerk van Karin Daan dat in 1976 bij metrostation Ganzenhoef werd gebouwd. “In de meeste stadsdelen zou zoiets niet speciaal zijn. Maar omdat er in de Bijlmer zo’n gebrek aan speeltoestellen was, had deze glijbaan eigenlijk vanaf het begin een culturele waarde.” Toch werd hij zo’n twintig jaar geleden weggehaald. Pocornie staat er nog steeds bij stil als hij rondleidingen door de Bijlmer geeft. “We kijken dan naar iets wat er niet meer is.”
De vraag is: wie bepaalt wat erfgoed moet zijn? Daar kan de gemeenschap volgens Pocornie ook zelf een rol in spelen. “Er zijn van die typische ‘Bijlmer Believers’, die echt strijden om bepaalde dingen in de wijk te waarderen of te herwaarderen. Of mensen die vinden dat een speeltuin te belangrijk is om te slopen. Die zullen niet zeggen: ‘Die moet een status krijgen’. Maar ze willen ook niet dat hij zomaar wordt weggevaagd bij een vernieuwing.” Cruciaal zijn in zulke gevallen de mensen die tussen de overheid en de gemeenschap in zitten, zoals de dienst Monumenten en Archeologie. En die, in de woorden van Pocornie “naar beneden en naar boven kunnen bewegen”.
Het plan is cultureel erfgoed
Eigenlijk, zegt Pocornie, is het plan áchter de Bijlmer ook cultureel erfgoed, “omdat het zo uniek en radicaal was naar Nederlandse begrippen”. Daarbij had het originele plan veel duurzaamheidsprincipes in zich, waar vervolgens flink op is bezuinigd. Later zijn er wel waterwerken aangelegd, maar die stromen niet goed door. “Er is echt een grote ingreep nodig om ze de stad te laten koelen en ze te laten bijdragen aan meer biodiversiteit en waterintegratie in de openbare ruimte.” Als we terugkijken, hebben veel van de ingrepen rond de eeuwwisseling de wijk meer kwaad dan goed gedaan, vindt Pocornie. “Daarbij is niet alleen een boel karakter en samenhang verloren gegaan, maar is ook de ecologie verstoord.”
En hoe zal de ruim vijftig jaar oude Bijlmer er volgens Pocornie over nog eens vijftig jaar bij liggen? “Die zal internationaler zijn, veel eigenheid verloren hebben en nog steeds weinig samenhang vertonen. Ook zullen er veel meer mensen met hoge inkomens wonen.” De overgebleven honingraatflats zullen over een halve eeuw nog steeds fier overeind staan. “Die hebben dan echt een status, als herinnering aan het spraakmakende en unieke jaren-zeventig-tot-jaren-negentig-hoofdstuk uit de geschiedenis van Amsterdam.”
Door Jean-Paul Keulen
Delen
Maarten Ouboter
Maarten Ouboter (1961) werkt sinds 2001 als watersysteembeheerder bij het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (Waternet). Daarvoor werkte hij bij het Waterloopkundig Laboratorium in Delft, een van de fusiepartners van Deltares.
Wouter Pocornie
Wouter Pocornie is architect, stedenbouwkundige en onderzoeker. Hij werkt onder de naam Bijlmer Believers 3.0 aan strategie, concepten, community building en onderzoek en is de drijvende kracht achter The Black Archives Bijlmer, waar het culturele erfgoed uit de Bijlmer wordt verzameld.
“We leven in hetzelfde landschap als toen, met dezelfde moeilijkheden”
”Zo blaas je de functionaliteit van het ene erfgoed nieuw leven in om het andere erfgoed te redden”
BijlmerMuseum
De geschiedenis van een verguisd utopia.
”Wat lange tijd werd gezien als futuristisch of nieuw, zien we nu als onderdeel van onze geschiedenis”