Wij passen ons aan het landschap aan, en omgekeerd

Nederland heeft in de wereld een naam op het gebied van waterwerken. Zo is de Beemster als droogmakerij UNESCO werelderfgoed geworden. Maar het gaat ook om oude technieken, inzichten en gebruiken, zoals vloeivelden en heggenvlechten. Bieden materiële en immateriële vormen van erfgoed sleutels voor aanpassing aan klimaatverandering?

De Beemster
De Beemster staat op de Unesco Werelderfgoedlijst - Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De waterstaatkundige principes die in de zeventiende eeuw in de Beemster zijn toegepast, bestaan al veel langer. Dat stelt ecologisch landschapshistoricus Mans Schepers. De Beemster staat te boek als het werk van Leeghwater. “Maar systematische ontginning van land door middel van sloten en dijken gebeurde al in de middeleeuwen, zij het toen goeddeels zonder poldermolens. De oudste dijken in ons land stammen uit het begin van de jaartelling en zelfs in de ijzertijd zagen we al honderden kilometers aan sloten.” Bijna driehonderd jaar na Leeghwaters Beemster werkte Cornelis Lely aan een ontwerp om de Zuiderzee droog te leggen, waarbij hij voortbouwde op de ervaringen uit de Beemster.

Waar het om gaat, betoogt Schepers, is dat mensen zich voortdurend aanpassen aan veranderende omstandigheden, fysiek of sociaal-maatschappelijk. “We hebben ons aangepast aan het landschap en het landschap aangepast aan ons.” Maar het landschap blijft nieuwe uitdagingen opwerpen. “Misschien is ons eeuwenlange innovatieve aanpassingsvermogen wel meer erfgoed dan wat we aan gemalen, sluizen, stuwen, dijken, droogmakerijen en polders hebben gebouwd en achtergelaten. En misschien is dit een tijd waarin eeuwenoud adaptatievermogen belangrijker moet zijn dan de mentaliteit van ‘het overwinnen der natuur’.”

De Beemster
De Beemster - Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Water wegpompen

Vandaag de dag worden we steeds meer geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering. Hoe gaan we ons hieraan aanpassen? Neem het veenweidegebied, zoals in het Groene Hart. Dit was vroeger hoogveen, dat is ontwaterd. In de laatste duizend jaar is het vier meter gezakt. Op plekken waar het veen werd afgegraven voor turf zelfs tien meter. “We zijn op die slappe grond aan akkerbouw gaan doen, en we bleven water wegpompen vanwege de gestaag zakkende bodem.”

In feite hebben we onszelf daarmee verder naar beneden gepompt. De daling van de bodem wordt namelijk versneld, doordat het droogvallende laagveen oxideert (verbrandt) aan de lucht en daardoor inklinkt. Toen het door de bodemdaling te nat werd voor granen, al in de vijftiende eeuw, schakelden boeren over op grasland en lieten ze er koeien lopen. Uit onderzoek van bodemdalingsspecialist Gilles Erkens van Deltares bleek dat al die koeien veel meer melk produceerden dan mensen in de regio konden opdrinken. Koelvoorzieningen en transport bestonden nog niet. Dus verbeterden de boeren een primitief kaasprocedé. En de rest is geschiedenis: Gouda-kaas is wereldberoemd.

De bodem van de badkuip

Kunnen we niet opnieuw zo’n kolossale innovatie verzinnen, nu de huizen in Gouda ernstig verzakken en het zout uit de polderbodems opborrelt? “Vaak worden zilte en natte teelten, zoals olifantsgras, genoemd”, zegt Schepers. “En misschien moeten we onze huizen in de toekomst meer op terpen of palen bouwen.” De landbouw zal zich ook moeten aanpassen. “Het is voor veel boeren slikken, maar het moet gewoon anders. We hebben het veenweidegebied laten leeglopen. We zijn op de bodem van de badkuip aanbeland. Het kan niet anders of de gangbare landbouw wordt een secundaire functie in het veenweidegebied. Niet alles kan meer overal.”

Wat volgens Schepers wel het mooie is van deze tijd: “We hebben modellen en meetgegevens, kunnen de ontwikkelingen voorzien, kunnen leren en anticiperen. We kunnen dus ook bewust veranderen. De landbouw is toch de meest innovatieve sector? Ik verwacht dat we uitkomen op nieuwe gemengde bedrijven zonder monocultuur, met meer functies als waterberging of houtproductie. En misschien wel rijst- of pompoenteelt. En wellicht elk jaar iets anders.”

Woudagemaal
Het Woudagemaal staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco - Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Immaterieel erfgoed is levend

Op het hoofdkantoor van de Nederlandse UNESCO Commissie in Den Haag stelt secretaris-directeur Marielies Schelhaas dat het materiële werelderfgoed ernstig wordt bedreigd door klimaatverandering. “Kijk naar Venetië, dat steeds vaker onder water loopt – vreselijk.” Iedereen kent UNESCO van het werelderfgoed. “Aan materieel werelderfgoed, zoals Venetië of de grachtengordel in Amsterdam, mag heel weinig veranderen en dat moeten we beschermen.” Het mooie is volgens Schelhaas dat erfgoed soms ook kan helpen. “Neem het Woudagemaal in Lemmer, het grootste nog werkende stoomgemaal ter wereld. Dit werelderfgoed wordt ingezet om water weg te pompen en Friesland droog te houden. In de kletsnatte winter van 2023 draaide het gemaal op volle toeren. Om dezelfde reden worden de molens van Kinderdijk ingezet om water weg te scheppen naar de boezems.” Maar belangrijker is volgens Schelhaas het immateriële erfgoed dat zich, anders dan het materiële erfgoed, wél mag ontwikkelen. “Het móet zich zelfs ontwikkelen. Het is levend en kan door nieuwe vindingen en innovaties een instrument zijn om ons te helpen met klimaatverandering om te gaan.”

Vloeivelden zijn overal goed voor

In 2023 werden vloeivelden uit de late middeleeuwen tot UNESCO immaterieel erfgoed uitgeroepen. In zeven Europese landen functioneren ze nog, waaronder op twee plaatsen in Nederland. Vloeivelden houden in de winter veel regenwater vast. Dat loopt via natuurlijk verval over grasland naar het laagste punt, om daar uiteindelijk weer in een beek te stromen. “Vloeivelden zijn overal goed voor”, zegt Schelhaas. “Voor ecologie en biodiversiteit. Voor de economie en de boer. Omdat zijn land wordt bemest met slib, is het weerbaar tegen vorst en droogte. Maar bovenal is het goed voor de gemeenschapszin. Mensen zijn trots op de vloeivelden. Zo droeg het vloeiveld op landgoed Het Lankheet in Haaksbergen er in de kletsnatte winter van 2023 aan bij dat Deventer droge voeten hield.”

Woudagemaal
De machinehal van het Woudagemaal - Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Jaarlijkse kampioenschappen

Volgens Schelhaas moeten we weer meer leren kijken naar onze omgeving, naar hoe de natuurlijke omstandigheden in het verleden bijdroegen aan te veel of te weinig water. “De vloeivelden zijn door de grootschalige ruilverkaveling van Mansholt in de jaren vijftig verloren gegaan. Ook het heggenvlechten is vrijwel verdwenen. Doornenstruiken werden in de winter, als ze kaal zijn, door mensen met zware handschoenen horizontaal in elkaar gevlochten. Ze vormden een natuurlijke afscheiding van percelen en droegen bij aan een aantrekkelijk biodivers landschap, vol schuilgelegenheid voor vogels. De heggen houden ook water vast en modder na hoog water. Zo dragen ze bij aan de bestrijding van erosie, een beetje zoals de mangrovebossen in Azië.” Volgens Schelhaas beleeft het heggenvlechten een heuse revival. “Inclusief de jaarlijkse Nederlandse Kampioenschappen Maasheggenvlechten.”

Ook de waterlinies kunnen een rol spelen in water vasthouden en bergen, en vervolgens weer afgeven. De fortificaties beschikken bovendien over allerlei voorzieningen om regenwater vast te houden. Zo konden de soldaten het vroeger weken uitzingen. “Dat zouden we in de bouw van onze huizen ook kunnen toepassen”, stelt Schelhaas. Zo kunnen oude, vaak natuurlijke relicten ons inspireren om tot nieuwe instrumenten te komen die Nederland weerbaarder maken tegen klimaatverandering. Daarom biedt het hoop dat recent historisch onderzoek maar liefst 250 oude vloeivelden in Nederland heeft geïnventariseerd. Er wordt gekeken of deze vloeivelden kunnen worden herontwikkeld om een rol te spelen bij het vasthouden van water.

Door René Didde


Marielies Schelhaas

Marielies Schelhaas

Marielies Schelhaas studeerde sociale geografie aan de Universiteit Utrecht. Ze werkte onder meer bij Rijkswaterstaat en was hoofd bestedingen bij het Prins Bernhard Cultuurfonds. Sinds 2015 is ze als secretaris-directeur werkzaam bij de Nederlandse UNESCO Commissie.

Mans Schepers

Mans Schepers

Mans Schepers is universitair docent bij het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij houdt zich bezig met de interactie tussen mens en omgeving, van de steentijd tot de twintigste eeuw, en van Spitsbergen tot Spanje. Landschappelijk deed hij vooral onderzoek naar wetlands, zoals veengebieden, kwelders en rivierlandschappen.

“Mensen hebben zich voortdurend weten aan te passen aan veranderende omstandigheden”

Werelderfgoedkaart

werelderfgoedkaart 400px

“Systematische ontginning van land door middel van sloten en dijken gebeurde al in de middeleeuwen”

Nederlandse Kampioenschappen Maasheggenvlechten

“Het is voor veel boeren slikken, maar het moet gewoon anders”

“De waterlinies kunnen een rol spelen in water vasthouden en bergen, en vervolgens weer afgeven”