Het publieke belang dienen
Het lerarentekort, de stikstofcrisis, ons gebruik van fossiele brandstoffen. Zo maar een aantal voorbeelden van hoe de overheid er niet in slaagt om ons publieke belang te borgen, constateert schrijver en adviseur van lokale overheden Marije van den Berg. Daarom pleit ze voor nieuwe machtsverhoudingen en beter beheer. Met als beoogd resultaat waar we met z’n allen op uit zijn: democratische kwaliteit. “Wat het probleem ook is, het antwoord is gemeenschap.”
Zes miljoen keer aanbellen. Dat is volgens Marije van den Berg nodig om de energietransitie te laten slagen. Haar berekening - op een bierviltje - ziet er als volgt uit. Ruwweg 1,5 miljoen huishoudens moeten voor 2030 van het gas af, per huishouden moet je zo’n vier keer aanbellen om die boodschap over te brengen. “Who are we kidding?”, vraagt ze zich af. “Doen alsof dat gaat lukken, doen alsof ambtenaren zes miljoen keer gaan aanbellen, is natuurlijk volkomen absurd. We moeten op zoek naar wat er nodig is om mensen bij elkáár te laten aanbellen.”
Op een Leids terras betoogt Van den Berg energiek en bevlogen hoe overheden kwaliteit kunnen leveren én het publieke belang kunnen dienen. Ze schakelt razendsnel, zoomt in, vliegt over en houdt een wervelend pleidooi voor wat ze ‘beter beheer' noemt als antwoord op tal van prangende kwesties. Of het nu gaat om ruimte geven aan het water, het ontlasten van de zorg of het verbreken van onze afhankelijkheid van fossiele energiebronnen. En beter beheer, dat kan alleen samen met mensen, gemeenschappen, wijken, inwoners, of hoe je de collectieven van levende wezens ook noemt die geld aan de overheid overmaken in ruil voor - hopelijk - het borgen van publieke waarde.
Het goede doen
Er staat nogal wat op het spel, beschrijft Van den Berg in haar aanstekelijke en uiterst leesbare boek ‘De Beleidsbubbel – En hoe we die liefdevol leeg laten lopen’. “De wooncrisis, de crisis in de jeugdzorg, het lerarentekort, de stikstofcrisis, het zorginfarct, de opvangcrisis, het toeslagenschandaal, heftige klimaatgebeurtenissen, energiearmoede, problematische schulden bij steeds meer mensen en kleine ondernemers - tegenover miljoenenvermogens en miljardenwinsten van anderen. We kregen en krijgen van de staat niet gedaan wat hij zou moeten doen: het ijs onder ons maatschappelijk welzijn dik genoeg houden.”
Tegelijkertijd ziet Van den Berg als voormalig gemeenteraadslid en in haar rol als adviseur van ambtenaren in het lokale bestuur dag in, dag uit mensen die ernaar snakken het goede te doen. Ze noemt er een aantal in haar boek: “Maike, die haar tanden bij DUO zette in ‘begripvolle systemen maken’ en dat nu voor de hele overheid wil doen. Houria die naast haar werk als taal- en milieucoach en sociaal werker niet te beroerd is om steeds maar weer de beleidsbubbel in te wandelen om daar de belangen, behoeften én expertise van bewoners over het voetlicht te brengen.” Van den Berg noemt het the tragic gap. “Je ziet aan de horizon wat mogelijk is. Je ziet ook waar je staat en hoe groot de sprong is naar hoe het zou kunnen. Dat levert verdriet op. Er wordt veel gehuild en veel mensen zijn burned-out. Zij lopen vast. Niet op werkdruk, maar op het onmachtige gevoel dat ze weten hoe ze kwaliteit moeten leveren, maar dat dit vaak toch niet lukt.”
Werkt het een beetje?
Maar waarom lukt het mensen met de beste bedoelingen niet om kwaliteit te leveren? Van den Berg wijt het aan de ‘beleidskuil’. Na iedere verkiezing wil het nieuwe bestuur zijn stempel drukken op het reilen en zeilen in het land of de stad. “We spelen dat het beleid ‘op’ is”, schrijft ze. “En maken steeds nieuwe plannen. We kiezen voor fris en nieuw, vaak eenjarig spul. Denk aan ’pilots’ en ‘innovatieve projecten’. Want anders is het zo kaal. We zitten in een beleidskuil. En in een poging eruit te komen graven we door, maken we meer beleid, meer nota’s en meer wetten. We leggen veel te veel nadruk op beleid en veel te weinig op wat daarna komt. Als er eenmaal staat wat we met elkaar bedacht hadden. Wat dan? Voor bewoners is dát natuurlijk de werkelijkheid waar ze van dag tot dag in leven. En dus moet de hoofdvraag zijn: werkt het een beetje?”
Die belangrijke fase tot ver na het ingrijpen, die zien we over het hoofd, zegt Van den Berg. “Systemen hebben continu aandacht nodig om te blijven leven en groeien. En die continue aandacht en voeding, dat is beheer.” Maar haar pleidooi voor beheer is tegen de klippen op. “Beheer vinden we echt helemaal niet sexy in overheidsland. We vinden het tuttig. Misschien moet ik het stewardship noemen, dan is het misschien beter te pruimen.”
Democratische kwaliteit
Nadruk op beheer, betekent ruimte voor verschil. Beheer is ter plekke zijn en weten wat er speelt. Van den Berg illustreert het belang van op maat gesneden, lokale manieren om publieke waarde te borgen aan de hand van de Rotterdamse wijk Bospolder-Tussendijken (BoTu), een van de zes Rotterdamse wijken die als eerste van het aardgas worden afgesloten. Het is ook een wijk met een grote diversiteit aan inwoners en relatief veel gezinnen die onder de armoedegrens leven. Van den Berg. “In BoTu is duurzaamheid natuurlijk superbelangrijk, maar werkgelegenheid, armoede en het bestrijden van ongelijkheid zijn er nog veel belangrijker. Dus als je daar aan de energietransitie werkt, begin je met armoede bestrijden. Hoe kan de energietransitie bijdragen aan het bestrijden van ongelijkheid? Aan het verbeteren van rotte huizen? Ze doen het er onderling en met alle institutionele partijen. Met ambtenaren en lokale leiders uit de gemeenschap die de verbinding leggen. Door buurthuiskamers open te houden, door werk te maken voor wijkbewoners. En, jawel, door aan te bellen met de eenvoudige vraag: hoe gaat het met je? Ze hebben een principiële keuze gemaakt: de overheid zit op de bijrijdersstoel, de wijk zit aan het stuur. En het is een van de weinige pilotwijken waar echt iets gebeurt, qua energietransitie. Het is dus heel effectief. Dat noem ik kwaliteit, democratische kwaliteit.”
Bewijslast verleggen
De nadruk op beheer gaat voor Van den Berg hand in hand met het verleggen van de bewijslast. “Als we zeggen: we beginnen en eindigen in de gemeenschap, dan zijn het niet langer de uitvoerders die aan beleidsmakers moeten bewijzen dat ze de goede dingen doen. Nee, dan is het aan de beslissers en de budgetverdelers, de plannenmakers, de schrijvers van scenariostudies en de tekenaars van vlekkenplannen - dus degenen met macht - om te bewijzen dat wat zij bedenken daadwerkelijk leidt tot publieke kwaliteit.” Van den Berg refereert aan de afstand tussen beleidsmakers en de praktijk. “Ik heb het echt gehoord: de ambtenaar is te druk met het schrijven van de beleidsnota om een kijkje te komen nemen bij het project. Dat kán niet. Als de bewijslast ligt bij degenen met macht, moeten zij vragen of ze alsjeblieft mogen komen kijken en ervaren. In BoTu of waar dan ook, omdat ze anders niet verder kunnen. Anders weten ze niet of het publieke geld dat ze met hun staatsmacht aan het verdelen zijn werkelijk maatschappelijk welzijn oplevert.”
Maar mensen met macht geven die niet graag uit handen. “Nee, we zijn een knetterpatriarchaal landje. De staat zegt: ‘Het is allemaal eng, er komen allemaal spannende dingen op ons af, maar wij gaan het voor je regelen. Geef mij je angst, ik geef je er dienstverlening voor terug.’ En we zijn het verleerd om samen de verantwoordelijkheid te nemen. Het onderlinge contact en het onderlinge werk is broos en weggespoeld; we hebben ons allemaal individueel tot de overheid te verhouden, als ‘klant’ of ‘burger’. Maar in je eentje krijg je natuurlijk weinig voor elkaar.”
Van den Berg stelt dat er nog een lange weg te gaan is. “Maar ik put hoop uit al die loslopende, samenwerkende, actieve bewoners en ook alle ambtenaren, bestuurders, directeuren en wethouders die hebben ervaren dat zo’n gezamenlijke aanpak werkt. Is dat naïef? Zes miljoen keer aanbellen, of een op de drie Nederlanders werkzaam in de zorg, dát is naïef.” Bovendien is er geen alternatief voor hoop, besluit ze. “Wat anders? Zou je dan zeggen: ‘Dit gaat nooit meer wat worden. We gaan allemaal naar Bali en we zien het wel?’ Hoop is niet realistisch, maar de hoop opgeven evenmin. Wat het probleem ook is, het antwoord is gemeenschap.”
Door Marieke Buijs
Delen
Marije van den Berg
Marije van den Berg werkt als onderzoeker, adviseur en publicist in het lokale bestuur. Ze is vicevoorzitter van de Rekenkamer Leiden en Leiderdorp en voorzitter van het Druckerfonds. In 2023 verscheen van haar hand ‘De Beleidsbubbel - En hoe we die liefdevol leeg laten lopen’. Eerder schreef ze ‘Stop - Stopstrategie voor organisaties’.
“Beheer is ter plekke zijn en weten wat er speelt”
De Beleidsbubbel
Schrijver en onderzoeker Marije van den Berg laat zien hoe we de beleidsbubbel liefdevol leeg kunnen laten lopen. En wat het oplevert als we gaan werken op de plek waar beleid zijn werking moet hebben: midden in de gemeenschap.
“Mensen lopen vast op het onmachtige gevoel dat ze weten hoe ze kwaliteit moeten leveren, maar dat dit vaak toch niet lukt”
Bospolder Tussendijken
In het hart van Rotterdam West ligt de wijk Bospolder-Tussendijken, ook wel liefkozend BoTu genoemd. BoTu is een wijk die van oudsher wordt gekenmerkt door sterke en hechte gemeenschappen. Bewoners kennen elkaar en helpen elkaar: er is veel saamhorigheid en solidariteit.
"De hoofdvraag moet zijn: werkt het een beetje?"