Internet als machtsmiddel

Nederland moet goed nadenken over hoe het wil dat de achterkant van het internet er straks uitziet. Dat zeggen Michiel Steltman van de Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) en Niels ten Oever van de Universiteit van Amsterdam. Nu wordt de dienst uitgemaakt door de grote Amerikaanse bedrijven. Én door landen die nogal anders tegen mensenrechten aankijken.

De Amerikaanse techgiganten Face­book en Microsoft sloegen vijf jaar geleden de handen ineen en besloten samen een duizenden kilometers lange zeekabel aan te leggen over de bodem van de Atlantische Oceaan. Die kabel leidt nu van de Amerikaanse staat Virginia naar Bilbao in Spanje. In datzelfde Bilbao zal in 2022 nog een nieuwe zeekabel aankomen, dit keer aangelegd door het Amerikaanse internetbedrijf Google.

Schakels
Beeld: iStock

Ommekeer

Beide projecten zijn kenmerkend voor een ommekeer in de wereld van het internet. Eerst waren het consortia van telecombedrijven die intercontinen­tale internetkabels voor hun rekening namen. Maar nu is Silicon Valley zo kapitaalkrachtig geworden dat ze zelf eigenaar wordt van de basisinfrastruc­tuur van het internet.

Grip verliezen

Nederland verliest zo zijn grip op het internet, vreest Steltman. Als directeur van DINL vertegenwoordigt hij de Nederlandse bedrijven die de digitale infrastructuur van Nederland uitma­ken. Sinds de begindagen van het internet, in de jaren negentig, heeft ons land op rozen gezeten. Dat kwam vooral dankzij het internetknooppunt AMS-IX.

Tot voor kort had Nederland alleen met concurrerende knooppunten te maken in Frankfurt, Parijs, Londen en – in mindere mate – Bilbao. Honderden grote en kleine datacenters streken in Nederland neer, waaronder ook serverparken van Google en Microsoft. Mede dankzij die krachtige connectivi­teit konden Nederlandse bedrijven als Booking.com, Thuisbezorgd.nl, Adyen en Mendix groot worden. 'Doordat zij datacenters in Amsterdam hadden staan en de verbindingen zo goed waren, konden zij consumenten in heel Europa supermakkelijk bereiken', aldus Steltman.

Michiel Steltman is directeur van Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) en komt op voor de zakelijke belangen van Nederland als mainport van het internet. Maar ook verdedigt hij het internet als een 'open' omgeving, die gevrijwaard moet blijven van massasurveillance en grootschalig aftappen door overheidsinstanties.

msteltman@dinl.nl

Door de markt gerund

Maar we hoeven niet alleen aan het heil van dit soort bedrijven te denken om het belang te zien van kabels en datacenters. Iedereen die digitaal thuiswerkt of spullen (ver)koopt via een webwinkel, is afhankelijk van snorrende datacenters en internati­onale verbindingen. De tijd dat de IT van een bedrijf in de eigen bezemkast stond, is voorgoed voorbij.

Eind vorig jaar stuurde DINL daarom een brandbrief naar de regering. De stichting pleit voor eigen overheids­beleid, gericht op de aanleg van zee­kabels en de makkelijke vestiging van datacenters. Zonder dergelijk beleid komt Nederland in een steeds grotere afhankelijkheidspositie terecht. 'Het meest wezenlijke punt is dat Neder­land zich er rekenschap van moet geven dat onze economische toekomst grotendeels afhangt van infrastruc­tuur die volledig door de markt wordt gerund', zegt Steltman. 'Internet is bijna net zo belangrijk geworden als de stroomvoorziening. Stel dat ons stroomnet in handen was geweest van Amerikaanse en Chinese bedrijven, en Nederland stond erbij en keek ernaar.

Voor wegen, spoor en water is er een heel ministerie in Nederland opge­richt, maar voor de internetinfrastruc­tuur zijn we niet goed georganiseerd. Dat is gevaarlijk aan het worden, vind ik. Dat kan zo niet langer.'

Militaire uitvinding

Waar Steltman zakelijk kijkt naar de ontwikkelingen, ziet Niels ten Oever (Universiteit van Amsterdam) ook de maatschappelijke dimensie van de aardverschuivingen op het gebied van de internetinfrastructuur. 'De globale informatie-infrastructuur is altijd een proxy van macht', vertelt hij. Dat is vol­gens hem al zo sinds de uitvinding van de telegraaf in de negentiende eeuw. 'Het verhaal van telecom en internet is dus ook een verhaal van geopolitiek.'

Terug naar de lancering van de Spoetniksatelliet door de Sovjet-Unie in 1957. Overal in de door de Koude Oorlog gedomineerde wereld is de 'piep' op te vangen die de kunstmaan uitzendt. De Amerikanen schrikken

Eén van hun reacties is het ontwerp van een communicatienetwerk dat geen centraal punt heeft en niet door één (kern)aanval uit te schakelen is. Het prille internet is dus een militaire uitvinding. Vervolgens werd het verder ontwikkeld als onderzoeksnetwerk (CERN en RAND). 'Dat het internet een product zou zijn van van de markt is onwaar', stelt Ten Oever. 'Tot in 1992 was het een volledig publiek project, gefinancierd door de Amerikaanse overheid. Er was één backbone, één centraal verkeersknooppunt, dat werd gefinancierd door de National Science Foundation in de VS.'

Toen de Koude Oorlog tot een eind kwam met de val van de Muur in 1989, en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie twee jaar later, verloor het internet zijn militaire dimensie. Het internet groei­de, maar de Amerikaanse overheid trok haar handen ervan af. De markt mocht het overnemen.

Niels ten Oever is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de afdeling Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam. Hij is gefascineerd door de materiële kant van het internet en is het er niet mee eens dat zijn universiteit besloten heeft de eigen e-mailservers aan Microsoft uit te besteden. Ten Oever is afgestudeerd in de filosofie en heeft een PhD in politieke sociologie.mail@nielstenoever.net

Macht in de cloud

De karakteristieke gedachte in de begintijd van het internet was dat het netwerk zelf 'dom' was, maar de uitein­den 'slim'. De computers bevatten alle data, het netwerk stuurde alleen wat heen en weer. Mede door de opkomst van cloud computing is dat veranderd.

'Een heleboel dingen die jij doet op jouw laptop of telefoon doe je eigenlijk niet op die laptop en telefoon, maar in de cloud.'

'Dat is een bewuste beslissing geweest', zegt Ten Oever, ' uit commerciële over­wegingen van de internetbedrijven. Een sociaal netwerk als Facebook had ook decentraal ontworpen kunnen zijn, zodat alle data op de smartphone of computer van de gebruiker zouden blijven.'

'Een heleboel dingen die jij doet op jouw laptop of telefoon doe je eigenlijk niet op die laptop en tele­foon, maar in de cloud. We maken de eindpunten weer dom en het netwerk weer slim. Daarmee maken we het makkelijk voor onszelf, maar geven we de controle wel uit handen. Het inge­wikkelde is dat het voor de gebruiker onduidelijk wordt wie welke controle en macht heeft.'

Weten wat je wil

Zowel in de telecom- als de internet-s­ector zijn de laatste jaren consolidaties geweest: kleine bedrijven zijn opge­slokt door grotere. Wat telecom betreft wordt de dienst uitgemaakt door gi­ganten als Vodafone, Telefónica, China Mobile, Deutsche Telekom, Orange en British Telecom. Aan de kant van het internet gaat het om Amazon, Face­book, Google, Cisco en Juniper.

'Het allerergste is dat wij niet weten wat we als Nederland en Europa met het internet willen', zegt Ten Oever. 'In de tijd van premier Lubbers was er interministerieel overleg over het internet. Toen leefde er een veel duidelijker beeld over wat we van het internet wensten: de elektronische supersnelweg zou allerlei problemen oplossen. Dat zie je vaak bij grote uitvindingen, zoals de elektriciteit, het licht en de telegraaf. Ze gaan het onderwijs redden, de gezondheid verbeteren en de oorlog uit de wereld bannen. Nu hebben we geen duidelijk beeld meer. Als je weet wat je wil, kun je kiezen of je door de hond of de kat gebeten wil worden, of dat je zelf een robbertje wil meeknokken. De tech­niek die je krijgt, is een afdruk van het wereldbeeld van de mensen die zo'n techniek ontwikkelen. Ik denk niet dat we er vanuit kunnen gaan dat bedrij­ven meer gebruikerscontrole en meer individualiteit willen. Ze willen vooral meer bestedingen en meer productie van data, zodat er meer advertenties verkocht kunnen worden.'

'Het allerergste is dat wij niet weten wat we als Nederland en Europa met het internet willen'

'Ook het idee van de smart city, een stad die vol (internet)sensoren zit, leeft vooral in de Golfstaten, in landen als Saoedie Arabië en Bahrein. Dan gaat het om staten met totale controle. Die techniek wordt nu door het Chinese Huawei ontwikkeld en ook al gemilita­riseerd en gebruikt om gezichten van Oeigoeren te herkennen. Het indus­triële internet of things wordt gebruikt voor repressie. Daar wordt het voor gemaakt!'

Als Europa niet oppast wordt het toekomstige internet bepaald door landen en bedrijven die wel een duide­lijk doel voor ogen hebben, denkt Ten Oever. 'Wij zelf hebben geen drivers. Wij weten niet wat we willen.'

Door Jurgen Tiekstra