Nederland als digitale mainport

Het internet in Nederland is begin jaren negentig ontstaan in de academische wereld van Amsterdam. Dat Nederland een digital mainport is geworden, vloeit voort uit die pionierstijd. Nu, dertig jaar later, is het internet totaal veranderd. Heel graag krijgen de universiteiten weer net zoveel grip op hun dataopslag en -uitwisseling als destijds.

Trans-atlantische zeekabels
Beeld: iStock

Hebben we het over internet, dan hebben we het over trans-Atlantische zeekabels. Over datapakketjes die met de snelheid van licht door glasvezelverbin­dingen schieten. Over datacenters die verbonden zijn met andere datacenters, die op hun beurt weer verbonden zijn met andere datacenters. Het internet is een wereldwijde lappendeken van tienduizenden computernetwerken.

Kritische infrastructuur

Binnen dat 'internetwerk' heeft Nederland voor zichzelf een belangrijke positie weggelegd als 'digita­le mainport'. De haven van Rotterdam voert contai­nervrachten door, luchthaven Schiphol is groot in het personenverkeer en de digitale mainport van metropool Amsterdam is een belangrijke doorvoer­haven van dataverkeer, samen met Parijs, Londen en Frankfurt.

AMS-IX, de Amsterdamse Internet Exchange, is gevestigd in veertien datacenters in en om Amsterdam. In de ogen van de Nederlandse overheid is AMS-IX uitge­groeid tot een vitale infrastructuur. De voormalige Amerikaanse ambassadeur Pete Hoekstra bracht een bezoek aan het bedrijf en sloeg steil achterover toen hij hoorde hoe weinig werknemers het telt: slechts een mannetje of zestig.

Prosecco

Dat vertelt Steven Bakker, werkzaam bij AMS-IX. Zijn functietitel is: Platform & Solution Architect, maar noem hem gerust manusje-van-alles. Hij kwam erbij in de periode dat het internetknooppunt een onstuimige groei doormaakte. Elke negen tot tien maanden vond een verdubbeling van het internetverkeer plaats. 'Dat was echt een hockeystick-curve.' Bij elke nieuwe mijlpaal werd de prosecco aangerukt, totdat ze om de haverklap aan de bubbels zaten. Nog steeds groeit het verkeer via AMS-IX. 'In 2019 hadden we meer dan 20 procent groei. Het afgelopen jaar was dat zo'n 35 procent. Ik denk dat dat door COVID-19 kwam.'

Steven Bakker is sinds 2001 werkzaam bij het internetknooppunt Amsterdam Internet Exchange, oftewel: AMS-IX. AMS-IX heeft de laatste jaren op verzoek ook in het buitenland onder de eigen naam internet exchanges opgericht. Die bevinden zich in Hongkong, op Curaçao, in Mumbai, in Chicago en in de San Francisco Bay Area.

steven.bakker@ams-ix.net

Vanaf midden jaren negentig waren het vooral in­ternetproviders zoals KPN, XS4All en NLnet, die hun stekker in AMS-IX stopten. Internetproviders boden hun klanten ook webhosting-diensten, maar dat werd in de jaren die zouden volgen overvleugeld door de nieuwe reuzen: zogenaamde hyperscalers als Google, Microsoft, Amazon, Facebook en Cloudflare, die de wereld hebben veroverd met hun webdiensten. Google heeft nu een datacenter in de Eemshaven in Groningen staan, dat in milliseconden via AMS-IX data stuurt naar de rest van de wereld.

Waar het begon

De wortels van Nederland als digitale mainport lig­gen in de Amsterdamse academische wereld van eind jaren tachtig en begin jaren negentig. In het huidige Science Park Amsterdam begonnen instellingen als NIKHEF (Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energie-fysica), CWI (Centrum Wiskunde & Informa­tie) en SARA (Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam) zich te verbinden in een Local Area Network (LAN). NIKHEF had bovendien nog een verbinding met onderzoeksinstituut CERN in Zwitserland, waar gewerkt wordt met de deeltjesversneller.

Er werd gebruik gemaakt van het door het Ameri­kaanse ministerie van Defensie gefinancierde ARPA­NET, ontwikkeld onder andere door de universiteiten UCLA in Los Angeles en Stanford in San Francisco. Tussen die universiteiten werd eind 1969 de eerste werkende internetverbinding gelegd. Het eerste doel was om het voor de betrokken wetenschappers mogelijk te maken om het gebruik van kostbare computerapparatuur te delen.

'Als een internet exchange een kritische massa bereikt heeft, dan houdt het zichzelf makkelijk in stand.'

Ontwikkeling tot mainport

De sleutelfiguur in Nederland was systeembeheerder Piet Beertema van het CWI in Amsterdam, die in november 1988 als eerste toegang kreeg tot het Ame­rikaanse academische computernetwerk NSFnet. Het internet dat vervolgens tussen de Amsterdamse uni­versitaire instellingen ontstond, werd in de loop van de jaren negentig uitbesteed aan een apart daarvoor opgerichte vereniging die de naam AMS-IX kreeg. Later groeide deze uit tot het huidige not-for-profit-be­drijf, dat nu ook de game-industrie, cloud-bedrijven, gezondheidsplatformen en betaaldiensten bedient.

Dat AMS-IX zo groot werd, ligt allereerst aan de trans-Atlantische zeekabels die al in de jaren negentig tussen de VS en Nederland werden gelegd. Maar belangrijker nog, denkt Bakker, is dat internetbedrijven hun datacenters graag plaatsen op de plek waar andere bedrijven hun serverparken hebben staan. Daardoor zijn de onderlinge verbindingen optimaal. 'Als zo'n internet exchange op een gegeven moment een kritische massa bereikt heeft, dan houdt het zichzelf makkelijk in stand', zegt Bakker.

Steeds meer domeinnamen

De eerdergenoemde Piet Beertema was ook cruciaal voor het ont­staan van het .nl-domein. Dat vertelt Cristian Hesselman, directeur van de onderzoekstak van Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN). Piet Beertema kreeg in 1986 toestemming van de Amerikaanse internetpionier Jon Postel om het Nederlandse 'toplevel'-domein te beheren. Toen in de jaren negentig het aantal eigenaren van .nl-domeinnamen uit de klauwen liep, richtte Beertema met anderen SIDN op. Met zes miljoen geregistreerde .nl-domeinen, heeft Nederland nu de meeste domeinnamen in de wereld per hoofd van de bevolking.

christiaan-hesselmanCristian Hesselman is directeur van SIDN Labs, de onderzoekstak van Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) dat de registratie en publicatie verzorgt van .nl-domeinnamen. Hesselmans afdeling doet datametingen en onderzoekt nieuwe technieken voor een veiliger internet. Ruim vijftig procent van de .nl-domeinen is nu voorzien van een digitale handtekening met behulp van beveiligingssysteem DNSSEC.

cristian.hesselman@sidn.nl

Net als AMS-IX wordt ook SIDN vandaag de dag beschouwd als een voor Nederland vitale instelling. Als iemand in zijn browserbalk een .nl-domein intikt, wordt een zoekactie begonnen in het wereld­wijde domeinnaamsysteem (DNS) naar het bijbehorende IP-adres. Daarna wordt de internetgebruiker doorgevoerd naar de bedoelde website. Als in dit proces iets fout gaat, loopt het Nederlandse inter­net vast. Daarom heeft SIDN haar DNS-infrastructuur verspreid over talloze datacenters in de wereld. Ook is er het beveiligingssysteem DNSSEC, dat elke verzonden zoekopdracht voorziet van een digitale handtekening. Dat voorkomt dat een internetverzoek door derden wordt gemanipuleerd en de internetgebruiker ongemerkt op een andere website terecht komt.

'Uit datametingen blijkt dat het internet centraliseert naar grote partijen als Google en Facebook.'

Invloed van grote platforms

Net als AMS-IX is SIDN een not-for-profit-instelling. De opbrengst van de verkoop van domeinnamen vloeit terug naar de Nederlandse internetgemeenschap. Dit gaat onder meer via de eigen onder­zoeksafdeling, waar Hesselman de aanvoerder van is. De afdeling doet onder andere datametingen. 'Kortgeleden vonden wij daarin dat van al het DNS-verkeer dat wij verwerken voor .nl een derde af­komstig is van hypergiants als Google en Facebook. Dat is een indica­tie dat het internet aan het centraliseren is naar de grote partijen.'

Concreet betekent dit dat een flink deel van de Nederlandse do­meinnamen bereikt wordt via een platform van Google, Facebook, Microsoft of Amazon.

'Om tegen te gaan dat dataopslag veelal wordt uitbesteed aan grote bedrijven, is in Europa het nieuwe cloudnetwerk GAIA-X opgericht.'

Een eigen data exchange

Over die centralisering bestaan zorgen in de academische wereld, vertelt Erik Kentie van SURF. SURF is een op digitalisering gerichte coöperatie van educatief en onderzoekend Nederland. In de be­ginjaren van het Nederlandse internet verzorgde SURF het internet tussen de pionierende academische instellingen in de Amsterdamse Watergraafsmeer.

Erik KentieErik Kentie is business development manager innovatie bij SURF, de op digitalisering gerichte coöperatie van Nederlandse onderwijsinstellingen. Tot voor kort zat hij bij SURFsara, de opvolger van Stichting Academisch Rekencentrum Amsterdam (SARA), dat met eigen supercomputers rekenwerk doet voor het KNMI, radio-astronomisch centrum ASTRON en CERN Zwitserland. SURFsara is nu opgegaan in SURF.


erik.kentie@surf.nl

In die beginjaren had het Nederlandse onderwijs nog zelf de grip op de dataopslag, vertelt Kentie. Nu wordt veel uitbesteed aan de grote internetbedrijven. Om dat tegen te gaan is in Europa in 2020 het nieuwe cloudnetwerk GAIA-X opgericht. Ook de universitaire wereld ziet nu de noodzaak van een eigen data exchange. 'De Univer­siteit van Amsterdam heeft een duidelijke visie op de ontwikkeling van onafhankelijke data spaces, zodat je weer zelf de regie voert op de uitwisseling van gegevens.'

Met het oog op zo'n eigen infrastructuur is een paar jaar geleden de Amsterdam Data Exchange (AmdEX) opgericht, een neutrale, gezamenlijke infrastructuur waarop aangesloten partijen data kunnen uitwisselen en gezamenlijk applicaties kunnen maken.

Door Jurgen Tiekstra