Cultureel erfgoed in tijden van klimaatverandering
Vaak wordt klimaatverandering gezien als een bedreiging voor Nederlands cultureel erfgoed. Maar dat is slechts het halve verhaal, zegt Linde Egberts, coördinator kennisstrategie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Niet alleen getuigt erfgoed van eerdere klimaatveranderingen, maar de geschiedenis van landschap en erfgoed wijst ook de weg naar heruitvinding van oude oplossingen.
De monumentale, toeristische binnenstad van Venetië verzakt en staat steeds vaker onder water door stormwind en zeespiegelstijging. De reflex is vaak: ‘O jee, wat erg, de gebouwen gaan naar de knoppen, we moeten wat doen’. Zonder dat ze in de rol van klimaatontkenner wil komen, benadrukt Linde Egberts dat we niet moeten vergeten dat ons landschap in de loop der eeuwen óók is gevormd door de afwisseling van klimaatpatronen. “Kijk maar naar de schilderijen uit de gouden eeuw, met de vele winterse taferelen, en je ziet de kleine ijstijd”, zegt de coördinator kennisstrategie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Verschillende klimaten hebben Nederland gevormd. Lang geleden, 150.000 jaar terug, duwden gletsjertongen als bulldozers zand voor zich uit en vormden het voor Drenthe, Overijssel, Gelderland en Utrecht karakteristieke en gekoesterde stuwwallenlandschap.
“We moeten inzien dat krampachtig behouden van wat we hebben een uitbreiding van ons repertoire in de weg staat”, zegt Egberts. Twee voorbeelden. “In Denemarken dreigde de toeristisch aantrekkelijke vuurtoren Rubjerg Knude, die op een duin in Jutland staat, door kusterosie in zee te verdwijnen. De toren is 70 meter landinwaarts verplaatst en dat werd feestelijk gevierd.” Nederland koestert nu de industriemolens en de rijksmonumentale gebouwen van de Zaanse Schans. “Maar ze zijn in de twintigste eeuw van verschillende plaatsen daarnaartoe verplaatst om ruimte te maken voor industrialisatie in de Zaanstreek. Nu is het een architectuurhistorisch reservaat dat jaarlijks meer dan 2 miljoen toeristen trekt.”
Gebruik het verleden
Kortom, we moeten leren om beter met veranderingen om te gaan. Niet louter monumenten beschermen, maar erfgoed, oude gebruiken en landschapspatronen ook inzetten voor klimaatadaptatie, betoogt Egberts. En niet te dramatisch doen. Overstromingen en hoog water? “Uit historisch onderzoek in het Midden-Rijndal bij Heidelberg blijkt dat mensen in de middeleeuwen bij hoog water van de begane grond verhuisden naar de eerste etage en het water toelieten op hun tegelvloer. Als het water zakte, poetsten ze hun huis en verhuisden weer terug.” Dijken werden wel aangelegd, maar vooral rond akkers met kostbare oogst. “Want als de oogst verloren ging, was er honger.”
Bij de overstroming in Valkenburg in de zomer van 2021 bleek dat veel bewoners in het gevarengebied pal langs de Geul houten (parket)vloeren hadden, met de stopcontacten op 20 centimeter boven de plint. Na de ramp werd dat gewoon opnieuw aangelegd. Ze zouden kunnen leren van het verleden van de Heidelbergers, zegt Egberts. “En de impact van de overstroming van de Geul zou vermoedelijk minder zijn geweest als de boeren de graften, begroeide hellingen die terrasvormig langs de heuvels zijn ontstaan en water vasthouden, niet allemaal bij hun landbouwareaal hadden getrokken.”
Logica van het landschap
Oude elementen en relicten in het landschap kunnen aanwijzingen voor de toekomst bevatten. De weg vooruit is misschien wel kijken naar de weg terug en leren van eertijdse missers en successen. “Oude kaarten leren ons de logica van het landschap te doorgronden, en mogelijk ‘terug te leggen’ om zo beter bestand te zijn tegen de klimaatverandering”, aldus Egberts. “Ik ben dan ook blij dat de nieuwe Omgevingswet stelt dat erfgoed en cultuurhistorie moeten worden meegenomen in de ruimtelijke ontwikkelingen.”
Slim ontwerpen met de geschiedenis als invalshoek kan bovendien op termijn veel kosten besparen, bijvoorbeeld in de vorm van vermeden schade. Dit dringt ook langzaam tot verzekeraars door. En als wordt gekozen voor bouwen in uiterwaarden of in diepe polders, bouw dan op terpen zoals vroeger. Of bouw de woningen drijvend, zodat ze kunnen meebewegen met wisselend waterpeil.
Daarnaast moeten we leren accepteren dat niet alles koste wat het kost kan worden behouden, betoogt Egberts. “We moeten leren om soms zaken los te laten”, zegt ze. “De Romeinse ruïnes van het Valkhof op de stuwwal langs de Waal in Nijmegen vinden we toch ook mooi? Als niet alles te behouden blijkt, kunnen we maar beter ‘omdenken’ en de schoonheid durven inzien van een vaartochtje door een ondergelopen Gouda. Daarin schuilt veerkracht.” Dat dit een ingewikkelde discussie is, beseft ze terdege. “We kunnen niet alles klimaatadaptief fiksen. Wat behouden we en wat laten we gaan? En vooral: wie gaat dat beslissen namens ons allemaal?”
Tijdelijkheid van transitiefase
Naast aanpassing aan het veranderende klimaat nemen we in Nederland ook allerlei maatregelen om de klimaatopwarming te verminderen. Onder andere door energiebesparing en de overstap naar duurzame energiebronnen. Een praktisch probleem is dat monumenten lastige obstakels zijn in de energietransitie. Ze zijn slecht te isoleren met hun enkelsteens muren, waardevolle ornamenten en antieke lambrisering. Klimaatrobuust glas gaat ook niet goed samen met glas-in-loodramen. En niemand wil zonnepanelen op een kerk of een windmolen bij een kasteel of buitenhuis. Met glas is wel vooruitgang geboekt door slimme voorzetramen.
Mogelijk gloren er meer innovaties, maar opnieuw is Egberts nuchter. “We hebben in Nederland 63.000 monumenten. Waarom zouden we daar nu heel veel moeite in steken, terwijl elders veel meer winst te boeken is? Begin met de overheidsgebouwen, de dozen langs de snelweg, de corporatiewoningen en de koopwoningen uit de jaren zeventig.” En ze wijst op de tijdelijkheid van de transitiefase waarin we nu zitten. “Een windmolen gaat veertig jaar mee, zonnepanelen twintig jaar. Daarna hebben we vast andere energiebronnen. Dus je zou ook tijdelijk enige lelijkheid in het landschap en op monumenten kunnen accepteren.”
Daarnaast kunnen monumentale panden in een relatief dichtbebouwde en waterrijke omgeving hun energie voor verwarming heel goed uit het oppervlaktewater onttrekken. De grachtengordel in Amsterdam, bijvoorbeeld. “We kunnen in de zomer de warmte aan water onttrekken en opslaan in de bodem, om het in de winter te benutten.” In de zomer kan ermee worden voorzien in klimaatrobuuste koeling. “We moeten veel meer leren om hier niet individueel per pand maar systemisch naar te kijken. En dat gaat me nog veel te langzaam.”
Multidisciplinaire oplossingen
Goede voorbeelden en best practices zouden helpen om de discussie te bevorderen. Egberts noemt ‘Kustwerk Katwijk’ een fraaie kandidaat. “Het toeristische vissersdorpje was een van de ‘zwakke schakels’ die geen superstorm zou kunnen weerstaan. Tegelijk verzetten bewoners zich tegen een dijk die het zicht op zee zou wegnemen. Hoogheemraadschap, gemeente en Rijkswaterstaat hebben het opgelost door kust en strand te verbreden en in het duin een dijk aan te leggen. Het dorp houdt zijn identiteit en vrij zicht op zee. En het mooie is dat in deze ‘dijk in duin’ ook een parkeergarage is gebouwd die de zomerse parkeeroverlast vermindert.” Zo zouden we meer ‘meekoppelkansen’ moeten benutten om erfgoed te gebruiken om Nederland aan te passen aan de klimaatverandering.
De klimaatverandering kan op veel meer gebieden tot een herontdekking van erfgoed leiden. “De natste percelen van een boer waren vroeger al de plekken waar hij een broekbos onderhield, dat een natuurfunctie had, water borg en in hakhout voorzag. Vloeiweiden, die tegenwoordig zelfs de UNESCO-status hebben, kunnen dienen om water te bergen en ook de droge periodes beter door te komen. De historische ‘overlaten’ hebben ook een waterbergingsfunctie, vormen een fraai landschapselement en het water stroomt stroomafwaarts weer in de rivier.”
Nederland is een ingenieursland dat gemaakt is en deels maakbaar blijft. Ingenieurs zouden meer aandacht kunnen besteden aan dergelijke integrale en multidisciplinaire oplossingen, waarin we kunnen leren van de geschiedenis, meent Egberts. “Dat kost tijd, en dat kan botsen met de haast die we hebben om de klimaatuitdagingen het hoofd te bieden. Maar de geschiedenis biedt ook veel kansen voor de toekomst van een klimaatadaptief Nederland.”
Door René Didde
Delen
Linde Egberts
Linde Egberts studeerde taal- en cultuurstudies aan Universiteit Utrecht en daarna erfgoedstudies van stad en land aan de Vrije Universiteit, waar ze ook promoveerde. Ze was daar universitair hoofddocent erfgoedstudies. Sinds 2023 is ze coördinator kennisstrategie bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) in Amersfoort.
“We moeten inzien dat krampachtig behouden van wat we hebben een uitbreiding van ons repertoire in de weg staat”
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
De toekomst een verleden geven en het verleden een toekomst. Daar staat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor. De dienst werkt eraan om het culturele erfgoed van iedereen te laten zijn en om het te versterken in de samenleving van vandaag en morgen.
“Niet louter monumenten beschermen, maar erfgoed, oude gebruiken en landschapspatronen inzetten voor klimaatadaptatie”
“Hoogheemraad-schap, gemeente en Rijkswaterstaat hebben het opgelost door kust en strand te verbreden en in het duin een dijk aan te leggen”